Zondagmiddag, ik kom thuis van het Bezoek. Ik besluit te gaan schrijven over schoonheid in de afgelopen 24 uur. Roland was mee, dus ik vraag hem om een song “about the concept of beauty”, want hij spreekt geen Nederlands. Na veel puzzelen komen we uit op Angelica, van het album Between Darkness and Wonder.
Zaterdagavond en ik voel me beroerd. Een algehele malaise, zwakte, misselijkheid, bah. Bijwerking van ziekte of medicijnen of gewoon van het feit dat ik al mijn wakkere uren naar een scherm staar? Het maakt niet uit. Ik kan niets dus ga ik een ommetje maken door de binnentuin. Kom, ga mee loopmediteren, zeg ik tegen de verzorgster, en ik tik er voor de zekerheid even bij dat in deze context het woord lopen geinterpreteerd dient te worden in de ruime zin van het woord, lees maar na in de 49e misdruk van de Dikke van Dale, waarbij ook het rijden in een elektrische rolstoel behelsd wordt. Heus.
Eerder die dag appte ik met Paul, en ik denk te weten waarom hij zo traag antwoordt. Dat zal een vergissing blijken, maar ver zat ik er niet naast. Het duurde niet zo lang, dit keer.
De eerste baan binnentuin neem ik in de hoogste versnelling, om vervolgens de rest van het parcours af te leggen op kruipsnelheid. Ik herinner me de loopmeditaties die we deden in Plum Village, de leefgemeenschap van zenbuddhist Thich Nhat Hanh en hordes volgelingen. We liepen daar elke dag zwijgend de natuur in, heel mindful, net voordat dat een modeoplossing voor alle kwaden werd. Op een mooi punt stopten we en keken we uit. Naar, over, in het landschap. Soms kreeg je er tranen van in je ogen, zo mooi, maar meestal niet. Aanwezig zijn bij schoonheid is niet iets dat me vaak lukt; meestal ben ik bezig in mijn hoofd, of uberhaupt bezig. Waarom praten we bijvoorbeeld tijdens de maaltijd? Weet je wel hoeveel lekkers je mist, bijvoorbeeld, door te praten tijdens het eten? Anyway. Voor een preek ga je wel naar de kerk.
Geinspireerd door Plum Village stop ik halverwege mijn rondje binnentuin, draai naar het midden. Mijn blik valt op een miniheuveltje in onze geometrisch verantwoorde bemoste binnentuin. Mijn blik blijft hangen en langzaam openbaart de schoonheid van het heuveltje zich. Eh, wow. Ik kijk en ik zie. Het is vast door een binnentuinarchitect bedacht en daarom niet echt ‘de natuur’, maar wat verrassend verfrissend en onverwacht mooi…
Ik weet al meer dan een week hoe deze post moet gaan; ik schrijf ze tegenwoordig in mijn hoofd, omdat editten met oogbesturing niet te doen is, en de verhaaltjes bijna nooit meer de urgentie bevatten die direct neerpennen leesbaar maakt. Ik loop alleen stuk op het beschrijven van dat heuveltje. Het is gewoon een mooi gezicht, een paar sprieten naaldstruik, geel uitlopend mos, wat heideachtige bloempjes. Niets bijzonders. En toch buitengewoon mooi. Geen verlichtingservaring, geen hard bezwoegd samadhi, en toch is er iets bijzonders aan de hand dat doodnormaal is. Het heuveltje en de rest van de tuin, schoonheid, vrede, verder niets, het is vast toeval dat het tempo en de focus van mijn geest eventjes hier en nu zijn, en gewoon een mooi stukje tuin zien. Gewoon mooi. Onbevredigend ongrijpbaar achteraf. Het is zaterdagavond, twee voor half zeven, en ik ervaar, zonder te beschrijven. We rijden ons rondje af en gaan naar binnen.
De verzorgster is een uur te vroeg, en ik weet al waarom voordat ze het uitlegt. Nee, Marijn was gisteren helemaal niet aan het bevallen toen ik appte met Paul, maar hij is dus wel net vader geworden. Het duurde niet zo lang dit keer, ze begon vannacht en vanochtend om 06.28u was het zover. Hop, opstaan, kraamvisite!
Onderweg naar het ziekenhuis denk ik terug aan iets bijzonder moois, dat aansluit bij mijn ervaring van de avond ervoor. Tijdens een van de loopmeditaties in Plum Village liepen we door een boomgaard. Het was voorjaar, de bomen stonden in bloei. Met aandacht die voor mijn doen zeldzaam vanzelf en open aanwezig was, liep ik gestaag tussen de bomen door. Een briesje stak op, ontdeed de bomen van hun bloesem. Mijn gezichtsveld vulde zich met kleine roze blaadjes, zoveel dat je de beweging van de wind erin kon zien. Ik liep, het gebeurde. Ik zat in een sneeuwbui van bloesem, en als er een hemel bestaat dan zag ik daar de proefdruk van zijn welkomsthal. Teringjantje. Ik liep door, pakte het niet maar onthield het wel. Schoonheid moet je niet pakken, je moet het laten gebeuren.
Het gebeurt ook als ik de kraamkamer binnenkom. Zijn leeftijd wordt gemeten in uren, vier, om ongeveer te zijn. Hij ligt in de armen van zijn moeder, en het dendert door mijn hoofd, twee woorden: mooi en gaaf. Ik spel het eerste met mijn letterbord, en wat het tweede betreft, ja, kijk… Mijn leven kende geen beter moment dan de eerste keer dat Zoe op mijn borst lag, maar ze was wel een beetje verfomfaaid. Deze baby, die Zoe ineens tot reus bombardeert met zijn kleinte, ziet eruit alsof hij een kersverse kopie van Adam is, blozend en symmetrisch en roze en helemaal ongeschonden, helemaal puntgaaf, en ik realiseer me dat wowvettofcoolgaaf dus komt van hoe puntgaaf deze jongen is. Ik denk het, Marijn zegt het: “Gaaf! Dat is ie”
Het is zondagochtend 28 juni 2015, en ok, deze schoonheid mag je wel vastpakken. Vandaag heeft schoonheid een naam: Cas Robert Egbert Westerweel. Wees ontzettend welkom op deze wereld!