“I wrestled with some demons, they were middle-class and tame,” zingt Leonard Cohen in het titelnummer van zijn laatste album. Hij gaat beduidend te ver. Zijn inzicht in het menselijk tekort, de langdurig ontwikkelde gave om al het lelijke zo eerlijk te bekijken dat het schoonheid wordt, de troost die hij gaf door je te begrijpen, de realistische nederigheid die uit elke porie gutste, zijn inspirerende levenswandel, zijn transparante ego, alles wat hij in zijn muziek wist samen te brengen, allemaal prima, maar Leo, jouw demonen waren niet tam of middelmatig. Valse bescheidenheid.
Ik projecteer, natuurlijk. We hebben het zennie-schap gemeen, en iedere oude man die het een paar jaar uithoudt in een zen-klooster (hij grapte er zelf over dat het klooster, gevestigd in Californie, zo streng gerund werd door de Japanse Meester en een Duitse hoofdmonnik dat het leek op een wraakactie voor de Tweede Wereldoorlog) worstelt m.i. niet met tamme demonen. Nee, het soort mensen dat Zen serieus neemt, zoekt binnen en buiten de engste, grootst mogelijke draken uit om ruzie op leven en dood mee te schoppen, voor de lol of omdat het kan of juist omdat ze niet anders kunnen.
Zei mijn ego, zichzelf bewonderend in een lachspiegel. Verder is You want it Darker een best OK album. In ieder geval ververuit mijn meest beluisterde plaat van 2016. Alweer bedankt, Leonard.
Wat volgt is een ramptoerismerelaas. Zondagnacht kon ik alweer niet slapen en schreef dan maar in m’n hoofd, als journalist mijn eigen gedachtenstroom gadeslaand, een statusoverzichtje van deze fase in mijn Untergang. Het kunnen niet allemaal idyllische mooischriftjes zijn, wat ik schrijf. Ik zou het zelf niet lezen, dit, ik kan me niet interesseren voor iemands wereld die zo klein is dat triviale prutsdingetjes megabelangrijk worden.
Zondagnacht, 02.00u, mijn gebruikelijke bedtijd. Na anderhalf uur avondritueel is mijn lichaam bekaf, dus ik zie uit naar dromenland. Niks hoor. Pardon? Ik ben een kei in slapen. In de bus, wachtend op de bus, tijdens het opstijgen, colleges, vergaderingen, autorijden, zelfs een keer tijdens een 1-1 gesprek, zelfs, voor gevorderde slapers, in lotuszit met kaarsrechte rug, in gezelschap van monniken, noem het maar mediteren 2.0, zonder te snurken of om te vallen, ik wil maar zeggen, geoefend slaper ben ik zeker. Dat was echter toen ik mijn brein nog achtien uur per dag nonstop keihard afbeulde. Nu is mijn lichaam bekaf maar zijn mijn hersenen klaarwakker. De verslechtering van mijn ogen is de oorzaak, realiseer ik me na het eerste slapeloze uur. Spuit elf, de insomnia teistert me al weken. Overdag kan ik me niet genoeg uiten, ik ben door een ondergrens van minimale communicatie gezakt, zodat mijn gedachten ophopen. Het rottingsproces van die hoop houdt me wakker. Vicieuze cirkel, want minder slaap is nog minder oog functionaliteit overdag (vandaag, toen ik wilde gaan schrijven, heb ik gewacht van 12-19, gewoon gewacht, tot mijn ogen weer iets deden – nuttige dagbesteding, maarja, ik kan letterlijk NIETS anders).
Zondagnacht, 03.00u. Erg wordt het pas als ik me besef dat dit een tijdelijk probleem is. Je brein is een spier, dit zijn stuiptrekkingen, hij wordt vanzelf slapper als je hem niet gebruikt. Na een
vakantie ben je toch ook tien IQ puntjes kwijt? Misschien is een sesshin de oplossing, lekker keihard tien daagjes mediteren? Hm, sesshin wordt wel het vasten van de geest genoemd, goed plan als je al uitgehongerd bent. Dan maar even peinzen over de dagelijkse problemen.
Zondagnacht, 04.00u. Bijvoorbeeld, zal ik een antidepressivum gaan gebruiken? De afgelopen jaren heb ik dat strikt genomen al gedaan. Ik kreeg een lage dosis amitryptiline (of amitriptilyne?) omdat het kwijlen tegengaat als bijwerking. Volgt u? Ik nam dus een antidepressivum vanwege de bijwerking “droge mond”. Nog een bijwerking was wazig zicht, dat was ik wel zat, dus heeft een radioloog recent mijn speekselklieren doodgestraald. Droge mond gegarandeerd, dus cold turkey gestopt met die kutpillen. Het was toch een minimale dose die niet echt wat deed. Nu kan ik in ieder geval
helder zien. Sinds het stoppen voel ik me wel een geheel nieuw niveau van kut, echter. Ondraaglijk, eigenlijk. De omstandigheden zitten ook totaal niet mee, dus is het nu … Bah. Niet boeiend. Ten eerste niet intellectueel uitdagend, tien minuten denken en vier uur email schrijven. Ten tweede, niet interessant. Ik schrijf over onzinnige, kleine prutsonderwerpjes omdat ik me niet kan bezighouden met interessante dingen.
Jup. Dit is waar ik mee te dealen heb. Jij kunt tenmiste nog stoppen met lezen.
Zondagnacht, 04.30u. Pijn in mijn enkel, dat houdt me nu wakker. Vijf weken lang in het gips, iedere week verversen, intensief klusje om mijn voeten die scheefgegroeid zijn weer recht te krijgen, zodat ik nog op eigen benen in de
stalift kan staan. Goed voor een lolletje: de
foto van mijn gipsbenen op Facebook, met onderschrift “Dat krijg je van skiën als bijna-volledig-verlamde!” overtuigde iedereen. Heh. Tja, nu vooral gewrichtspijn en drukplekken. Gedoe.
Zondagnacht, 06.00u. He, ik heb een uurtje geslapen! Ik let even niet op en gaap. Dom. M’n kaak klapt dicht, lip ertussen. Als jij, lezer, op je lip of tong bijt, laat je uit reflex snel los, AUW! Ik bijtspasme harder, van de pijn, en harder, en harder, tot mijn kaakspieren moe worden of iemand mijn mond openwrikt. Bijtspasmen gebeuren gelukkig niet zo vaak, alleen als er met een plastic slang in mijn luchtpijp geroerd wordt wil ik nog wel eens per ongeluk mijn tong transformeren tot tartaar. Hooguit vijf keer per dag dus. Kom, laten we de verzorgster bellen, tijd om mijn lip te bevrijden. Ze slaapt vast niet, de afgelopen uren heb ik haar elk half uur gebeld om slijm uit mijn longen te zuigen. Ook een recente ontwikkeling, vorig jaar sliep ik slijmvrij. Het feest wordt steeds groter en grimmiger.
Zondagnacht, 07.00u. Spasmen. Ontspannen is een actief mechanisme, je bovenste motorneuronen moeten “Hé, kappen nou!!” schreeuwen tegen je onderste motorneuronen. Dat verklaart waarom mijn yoga-guru altijd zei: “Ontspannen, het geeft zoveel stress.” Anyway, mijn bovenste motorneuronen willen niet meer zo. Momenteel spant alles wat nog niet dood is zich maximaal aan. Kon ik dit maar bewust. Het doet pijn, maar hey, ik zou nu elke planking-competitie met gemak winnen,
dat dan weer wel.
Zondagnacht, 08.00u. Gekte. Ik kan niet slapen als mijn rechter grote teen op de linker ligt. Ook niet als er een rocheltje in mijn adembuis klinkt. Neurotische trekjes, teken van een geest in verval. Meer mediteren, misschien? Ik zet het op de todo-lijst.
Zondagnacht, wat zeg ik, maandagochtend, 09.00u. Goedemorgen! Het begin van weer een klotedag gevuld met klotemomenten. Ben je goed uitgerust om het aan te kunnen?
Ik hoop op verbetering, die uitblijft. Wanhoop, huilbuien, pijn, gedoe en ongemak, het is allemaal teveel voor me deze week. Zaterdagavond vraag ik een van mijn vele favoriete verzorgsters: “Zeg eens, Brenda, dat dit tijdelijk is, en dat dit nog niet het einde inluidt?”
Ze antwoordt trouw aan haar geweten.
“Brenda, lieg!”, is het enige dat ik uit kan brengen.
Ik bekijk mijn mogelijkheden. Die verstoppen zich erg goed. Ik kón vroeger alles, meer dan iedereen. Hoor je dat schrapende geluid? Dat is de spade, die rock bottom treft. Dit is het. This is it.
…
Als alles zo ellendig is, waarom stap je er dan niet uit? Goede vraag. Ik kan er gelukkig een beetje boos over worden, want ik haat het om in een land te wonen met een nationale euthanasieweek. Dat maakt dat ik me nog steeds voel alsof de vraag an sich mijn recht om door te leven ter discussie stelt. Maar dat terzijde. Inderdaad, ik hoef dit verhaaltje maar naar de huisarts te sturen, zie, ondraaglijk lijden, doet mijn eenmaal eufemismetje zelfmoord. Het overrulen van mijn overlevingsinstinct is zo gepiept.
(ondraaglijk, waar heeft die knul het over? inderdaad, lijden is een uiterst subjectief begrip)
Ik sluit niet uit dat ik ervoor kies, maar weet je, ik vind ondraaglijk lijden eigenlijk geen reden voor euthanasie. Het hele leven is namelijk ondraaglijk
lijden. Het is meer, het leven is ook een
zee van liefde, maar ook ondraaglijk lijden. Je kunt je er redelijk goed voor verbergen, hul jezelf in een wattedekentje van comfort, maar als je wilt ontsnappen aan het kleine stemmetje dat maar blijft fluisteren dat je niet echt helemaal volledig
leeft, dan ontloop je misschien toch iets. Ja, ik preek weer, sorry. Punt is, ik ben ook nog niet klaar met lijden. Kom maar.
Nee, dit verhaaltje is geen (laatste) noodkreet. Het is de zoveelste keer dat ik probeer in het bodemloze ravijn te kijken voordat ik erin tuimel of spring. Misschien gaan nieuwe antidepressiva me uit de put tillen, misschien graaf ik dwars door rock bottom heen naar China. Ik leun nog even lekker tegen de wind in die opstijgt uit het ravijn, ook van je dood moet je een mooie ervaring maken. Alleen – de brieven voor Zoe zijn nog niet af. Even terugschuifelen van die rand, dus, egoïstische doodkokketteerder. Je moet aan de slag, stop met zeuren en geef jezelf een schop.
We kill the flame.