Yes! Het is gelukt. De deur slaat dicht, ik ben alleen thuis (met een verzorgster, meer alleen kan niet sinds de operatie voor het extra ademgat), al het bezoek is weg. De nieuwe LP van DJ Shadow is ideaal voor dit moment, standje “tyfuswiljemedoofhebben”. Gisteren trilde letterlijk ons hele huis mee met de derde track, een wonder dat de naald niet oversloeg. Ik zet hem nu op Spotify aan, ik wil niets meer vragen vandaag dus geen LP. Ik wil dit opschrijven, dat het gelukt is. Ik heb niet gehuild. Yes!
Een uur geleden, halverwege de maaltijd, voelde ik het aankomen. Het was ontzettend gezellig, allemaal aan onze gigantische tafel, ik aan het hoofd. Ik zit wel verscholen achter een monitor, waar ik bijna alle mogelijke uren doorbreng, whatsappend of mailend of de spraaksoftware bedienend of converserend (eerder vandaag een ontzettend fijn gesprek met mijn zwager gehad) of, soms, zoals nu, schrijvend. Ik reed dus even achter de monitor weg, draaide bij, voegde me als stille deelnemer opnieuw toe aan het gezelschap, probeerde mee te genieten van Zoë’s plezier, probeerde me in te beelden hoe aardappels met zweibelnogiets smaken. Zoë negeerde me, zoals ze al de hele dag deed, er was immers interessanter gezelschap, dat wel bewoog en praatte. Niet dat we het niet probeerden: Krijgt pappa een kusje? Nej. Een aai dan? Nej. Van mij wel, kijk maar. Smak. Jij ook? Nej. Op schoot bij pappa fruit eten? Nee!! Ok. Ik weet dat het niet aan haar of mij ligt. Het is even niet anders. Maar het doet wel pijn. Net als het gelach waar je niet aan mee kan doen, en het plezier van de rest dat je niet voelt. De uberverse (gisteren nog op het land) snijbonen die je niet proeft. Et cetera.
Er zijn zentrucjes of in ieder geval zenbeoefeningen of gewoon, er is vast een manier om hiermee om te gaan. Vast. Heus. Meestal? Soms? Niet nu. Nu is het bullshit. Onzin. Fuck zen en liefde en begrip en ALLES. Dit is gewoon kut. Dit is gewoon kut en niemand kan deze pijn begrijpen, geen Nick Cave of Will Oldham of Trent Reznor, en dus ben je alleen in deze situatie en dat is om te huilen.
Niet dus. Ja, ik kan huilen en getroost worden. Maar ik huil al genoeg. Meer dan. Dus deze keer kies ik ervoor om het fucking niet te doen. Ik ben sterker dan dit verdriet.
Een tijdje oefen ik huilen-zonder-tranen. Nieuw idee, omdat tranen zo onhandig zijn, ze trekken de aandacht en doen serieus pijn als je ze niet afveegt, en als er een ongetrainde verzorger is zit je zo een kwartier te huilen van de pijn (een zgn feedback loop) omdat je met pijn en tranen niet “DOE WAT, LUL, DOE IETS!” kunt tikken voor de zoutpilaar die je gefascineerd staat te bekijken. Huilen zonder tranen dus. Dat doe je door het verdriet zoveel mogelijk te voelen maar het niet de overhand te laten krijgen. Wegstoppen van verdriet is namenlijk oliedom, maar elke dag grienen is ook heel vermoeiend. Aldus, het verdriet voelen, maar er niet inflikkeren. Een ontzettend precair evenwicht – iemand hoeft maar iets aardigs te zeggen en daar ga je, je bent geraakt en uit evenwicht.
(is het verdorie toch weer een zentrucje – wat doe je met een withete ijzeren bal in je mond die je niet kunt uitspugen of doorslikken?)
Na een paar minuten stop ik het toch maar weg. Ik ben drama queen genoeg, ik hoop nu ik het schrijf ook dat de aanwezigen begrijpen dat ik het verborg omdat ik juist wil dat ze onbezorgd blij kunnen zijn bij mij. Nu ik het opschrijf lees ik ook hoe klein deze issue eigenlijk is. Ik heb een heel uur niet gehuild, waar blijft die medaille?! Please. Man
up.
Op het moment zelf realiseer ik me dat perspectief nog niet, dus worstel ik door. Ik rijd terug achter mijn monitor zodat ik het plezier van de rest alleen hoor en niet zie. Het verdriet geeft zich niet makkelijk gewonnen. Wegademen lukt niet. Ik focus me op een recent werkidee, dat heel gaaf is, een zelfbedachte enorm onmogelijke uitdaging, die me weer in staat zal stellen om heel misschien iets waardevols aan de wereld toe te voegen. De realiteit opnieuw
gejiujitsu’d. Ja, vluchten in werk, een beproefd recept. Het werkt, ik word even enthousiast en dan gevoelloos. Gelukt! Tranenvrij tot en met nu, deze snelst getikte blogpost in uh… jaren. Slechts twee uur voor 724 woorden tot hier. 727 bedoel ik. 729.
Ik blijf veilig gevoelloos tijdens het afscheid nemen, verheug me op DJ Shadow op tyfuswiljemedoofhebben-volume, totdat Jiska me in laat zien waar het opgehoopte verdriet van vandaag voornamenlijk uit bestaat.
Jiska. Tot deze post is die naam nooit genoemd op heel alsdantoch. Ze is er heel vaak anoniem bij geweest, dat wel. Weet je nog, Zoë, toen we je voor het eerst zagen, als een knipperende pixel op een echo? Wie maakte die echo? Jawel. Weet je nog wie er verliefd werd op jou toen je net geboren werd, en instant besloot een dag per twee weken voor je te zorgen? Juist. Vandaag voor de 52e keer! Weet je wie ons al die mooie momenten samen gaf, als Iris zeldzaam even wegkon, zodat je aandacht voor ons twee ontwikkelde? Jahoor, alweer dezelfde. Wist je wie mij de waarde van geld leerde door te tonen hoe ontzettend veel energie en inzet het kost om €501.50 voor Stichting ALS uit de wandelaars van de vierdaagse te slepen, en hoe ijselijk vroeg het hele gezin daarvoor uit de veren moet? Jawohl. Jiska dus, mijn oudste zus. Jiska. Die Jiska.
Die Jiska, die vandaag bij het afscheid zegt, “Ik heb er maar geen aandacht aan besteed, dat het de laatste keer was vandaag.” Ohja. Het einde van een tijdperk. Een berg valt om. Ze verhuizen naar een of andere uithoek van het land, Groningen ofzo. Dat is uberblij voor hun!! Maar wel een beetje verdrietig dat dit hoofdstuk van ons afgesloten wordt. Om te huilen, eigenlijk.
Jiska, dankjewel is een overbruikt woord. Je moet het hiermee doen, met dit postje. Ik schreef hem voor jou.
Je broertje.