I’m not there / I’m still here
Twee films, een een geniaal werk over een genie, de ander een mislukte grap van een vage acteur. Het gaat dus niet om de films maar om puur en alleen de titels.
Ben ik er nog?
Ben ik nog Garmt als ik niet meer een bevredigend luide pets op de billen van Iris kan geven, vroeg ik me een jaar geleden al af. Ik herken je niet meer aan je stem, maar je gebaren blijven zo sprekend jou, zei een kennis een half jaar geleden.
Hoe smaakt het?, vraagt Jos, en mijn hoofd begint al aan een antwoordzin die start met “Nou, Jos, het is voor iemand in jouw positie een ietwat lastige trade-off, kan ik me voorstellen, maar als je ooit overweegt een maagsonde te nemen, realiseer je dan dat je aan het rijtje van de plussen bij jou misschien niet “nodig om te blijven leven” kunt zetten, maar dat daar wel staat, “gebruik je smaakpapillen maar een keer per dag”, wat, zoals iedereen die ooit gevast heeft weet, onherroepelijk tot een sterk verhoogde smaakbeleving leidt, hetgeen mij in ieder geval op dit moment in staat stelt om een onhemelse verrukking te ervaren bij deze door jouzelfgebakken nepnectarinepruim-tarte-tatin met rozemarijn”, of zoiets, ik improviseer meestal halverwege de zin wat ik eigenlijk ga zeggen. Ik bedoel, mijn hoofd produceert nog steeds dat soort onzin waar ik toch een deel van mijn identiteit in ervaar als ik het razendsnel in een goed getimede wtf met anderen deel, maar nu komt mijn mond niet verder dan, “lekker”, wat ik met toegeknepen ogen voor de concentratie drie keer moet herhalen voordat het overkomt. En weer ben ik bang, zoals ik tegenwoordig wel vaker ben. Zou Jos mijn waardering wel begrijpen? Is het voor hem niet steeds irritanter om aan tafel te zitten met een toeschouwer die zich vooral verslikt en eten over tafel hoest? Ben ik nog daar waar hij me kan vinden als hij een vriend nodig heeft?
Ben ik er nog, vraag ik me af als ik moet beslissen wat ik met mijn inmiddels nutteloze leren werktas doe. I’m not there, denk ik, als ik de berging binnenrijd en kiteboards zie die de wateren van Australie, Nieuw Zeeland, Bonaire, Frankrijk, Spanje en vast nog wel een paar naties bevaren hebben. I’m not there, dat stuk van mij is dood, weg.
Vroeger begon ik met de eerste call in de auto om acht uur. Negen uur bij de klant, rond zeven uur weg, naar kantoor voor nog meer praten, of naar huis om je deliverables af te maken. Iris werd er wel eens wanhopig van, vroeger, als ik om elf uur savonds opgehaald werd van een dagje Londen, en ik nog steeds aan de telefoon zat. Vroeger. Vroeger is anderhalf jaar geleden. Inmiddels ben ik van de werkverslaving genezen, maar het jeukt nog. Meer slaap nodig, alles gaat langzamer. Ik geniet grenzeloos van de papadagen die ik misschien niet gehad had als ik gezond was, maar die grensverleggende (mijn eigen grenzen, dus) zuidasyup, die ben ik niet meer. I’m not there. Een, twee maand geleden mocht ik nog speechen, vandaag kan ook dat niet meer.
In brieven naar Iris krijg ik nog wel een volzin aaneen. Ik hoop dat ze me erin blijft zien. Samen op de bank zitten kan nog prima. Naar haar luisteren gaat zelfs beter. Hier, achter mijn monitor met oogsensor, ben ik nog in staat om te laten zien wie ik van binnen ben. Al is het niet meer in kwantiteit; vroeger regelde ik met whatsapp tijdens het tandenpoetsen een vakantie, terwijl ik een foto van mijn tandenborstel op facebook postte, wat dan niet de bedoeling was, maar dat dan ook wel weer snel hersteld was. Nu gaat alles zo, zo traag, en is er zo weinig tijd over na al die zorg en slaap, bah. Ik klauw naar minuten, na alles wat belangrijker is, om iets te regelen, om iets te schrijven, het gevoel waardevol te zijn achterna jagend. Mijn wereld wordt zo snel zo klein… Ik ben er nog, hier, voel ik mezelf ielig piepen.
We zijn een dagje weggeweest, waarin ik zag hoe veel er veranderd is, en hoe moeilijk het nog is om van elkaar te genieten. Wel leuke avonturen beleefd, weer een bijzondere en langdurende herinnering erbij. Zoe was voor het eerst een nachtje logeren, ik merk beschaamd dat ik haar zo goed als niet gemist heb. Ze ligt alweer in haar eigen bed als we savonds thuiskomen. We wekken haar voor de avondvoeding, door haar dwangb..inbakerdoek los te maken. Baby’s zijn al schattig, en nog meer als ze zich uitrekken. Haar armpjes strekken zich uit, ze grijpt naar de lucht, beweegt haar hoofd alle kanten op. Oogjes gaan open, het behang wordt bekeken, de bedrand, het plafond.
Garmt, het is onbeschrijfelijk wat je meemaakt en hoe je schrijft. Je bent er nog en dat laat je duidelijk merken. Hoe fantastisch is het, dat je Zoe en Iris hebt en wat gaaf dat het oogcontact je doet realiseren, dat je er nog bent.
Ik ben stil, heel stil, en klein bij zoveel intensiteit…
Een hele dikke knuffel,
Sjannie
En je bent er je leeft je ademt en je houdt van het leven dat lees ik tussen de regels je verlegt grenzen en probeert je aan te passen op jouw manier met frustratie met pijn het loslaten van het verleden dat niet meer terugkomt. Je probeert te accepteren en met de nadruk op probeert. Je weet dat het pijn doet niet alleen voor jezelf maar voor iedereen die van je houdt.
Garmt je schrijven blijft mooi rauw en bijzonder.
Dank je voor je openheid en de puurheid
Ik wou dat ik je plaats kon innemen zodat je minstens mijn leeftijd 57 kon bereiken. Ik wou dat ik je lijden kon verlichten, zodat je meer je vreugde kon ervaren. Ik wou dat ik het licht voor je kon zijn dat alle kleuren uit je ‘glas in lood bestaan’ zou doorschijnen en je alles zou kunnen doen realiseren waar je van hebt gedroomd. Ik wou….
Lieve Garmt, ik heb niks te willen, ik lees je, ik leef lezend en ademend je mee. Ik bewonder je kracht, je spreekt een onverbloemde taal die me in het diepste raakt. Dat draag ik van je mee, zolang mijn ademtocht gaat. Dat je dat weet! Warme groet Jos de Vries Spaans